Bouwen aan draagvlak voor flexwonen
Het is vaak één van de grote obstakels bij de bouw van flexwoningen: buurtbewoners zien het niet zitten. Hoe overwin je deze weerstand en hoe creëer je draagvlak? Deze vragen stonden centraal op het derde webinar uit de Praktijkreeks Flexwonen van 3 november. Diverse ervaringsdeskundigen gaven de circa honderd deelnemende professionals concrete tips mee.
“Not in my backyard”, “Hier geen flexwoningen” en “FlexNee”. De collage van spandoeken waarmee Jeroen van der Velden van Platform31 zijn inleiding opende bracht de weerstand van omwonenden treffend in beeld. Hij zette de deelvragen voor het webinar op een rijtje: kun je eigenlijk wel bouwen aan draagvlak, wat is het juiste communicatiemoment, met wie ga je dan in gesprek, hoe ver ga je voor draagvlak en wat is daarop de invloed van een gemengde groep en het tijdelijk karakter?
Gemengde groep als troef
HUB Haren vormt sinds eind 2019 de thuishaven van een minisamenleving. Vijftien jongeren uit een beschermd wonentraject delen de voormalige zusterflat met achttien statushouders, tweeëntwintig huurders uit andere doelgroepen én twintig bedrijven. De woningen bestaan uit studio’s van ruim dertig vierkante meter met een huur van onder de vierhonderd euro. “Het gebouw stond op de nominatie voor sloop”, vertelt Esmeralda van Boon, die bij de oprichting betrokken was. “Voor de welgestelde omwonenden was het dus even schrikken toen bleek dat de gemeente een vergunning van tien jaar voor een flexwoonproject verleende. Zeker omdat er ook een AZC in de buurt gevestigd was geweest. Dat had destijds enige overlast opgeleverd.”
Het concept van HUB Haren, met een gemengde groep bewoners en bedrijven, bleek daardoor juist een sterke troef. De boodschap naar de omgeving was: er komt geen opvanglocatie maar een woon-werkomgeving voor tien jaar, met dag en nacht begeleiding voor de jongeren. Daarnaast hebben de in het gebouw gevestigde bedrijven er belang bij om het gebouw en de directe omgeving netjes te houden.
Bezwaren afpellen
Vroegtijdig en helder communiceren is volgens Van Boon essentieel voor het creëren van acceptatie. “Je moet echt met omwonenden in gesprek en hun bezwaren afpellen. Dan zie je heel concreet wat hun probleem is. Zo was er een omwonende die bang was dat de HUB-bewoners recht zijn tuin zouden inkijken. Met het plaatsen van schermen hebben we die zorg weggenomen.” Ook is het van belang wie de communicatie verzorgt. Aanvankelijk was de wethouder aanwezig op de informatiebijeenkomsten.
Maar dat bleek discussies uit te lokken over veel bredere gemeentelijke issues. Daarop werd (in goed overleg) besloten om de bijeenkomsten voortaan zonder de wethouder te houden. Van Boon: “De communicatie verliep daarna goed, met een bewonerscommissie als directe gesprekspartner. Soms was er wrijving, maar echte problemen hebben we niet meer gehad. We hebben de lijnen kort gehouden, door gewoon ons 06-nummer te geven en door ook in het gebouw een plek te creëren waar mensen kunnen aankloppen als er problemen zijn. HUB Haren draait inmiddels twee jaar en omwonenden zeggen nu: van ons mag het langer blijven.”
Zeer ervaren aanspreekpunt
Cornel Vader van het Leger des Heils vertelde tijdens het webinar over het project Interwonen Hoogeveen. In een aantal lage woningen (parterre met kap) wonen voormalige dak- en thuislozen, uit Hoogeveen zelf, in inmiddels zo’n dertig units verspreid door de wijk. Cruciaal, aldus Vader, is dat de gemeente en de betrokken woningcorporatie de echte wil hebben om de zorg voor deze mensen op zich te nemen. Vervolgens moeten ook burgemeester en wethouders vierkant achter het project staan. “Maar daarnaast moet het project zichzelf verantwoordelijk opstellen voor de omgeving. Dat wil zeggen: alles netjes en leefbaar houden.”
Ook Vader pleit voor heldere en eerlijke communicatie. Onmisbaar daarbij is een zeer ervaren aanspreekpunt, die direct actie onderneemt als dat nodig is. “En natuurlijk is de politie altijd welkom bij Interwonen. Zo is dit project een blijvend samenspel van gemeente, corporatie, politie, de betrokken zorgorganisaties en de bewoners zelf. We zijn gegroeid van acht units in het begin naar dertig units nu. Er is nauwelijks uitval van bewoners. Daarmee is de gemeente Hoogeveen erin geslaagd om een eigen opvang voor een eigen kwetsbare groep waar te maken.”
Vele tips
Het webinar werd afgesloten met een paneldiscussie, waaraan naast Van Boon en Vader ook ‘weerstandsdokter’ Berry Prins en Bjorge Scheper van het COA deelnamen. Aan de hand van vragen van de deelnemers regende het praktische tips. Enkele daarvan op een rij:
- Begin de communicatie met de omgeving pas zodra je weet over welke locatie het gaat;
- Geef de omgeving zekerheid over hoe het project eruit gaat zien, hoe het wordt beheerd en waar ze terecht kunnen met vragen en klachten;
- Neem omwonenden mee in het proces en nodig ze meerdere malen uit op de locatie;
- Laat omwonenden kennis maken met (mogelijke) toekomstige bewoners van de locatie en neem hen ook mee naar soortgelijke projecten;
- Pas de communicatie aan de omgeving aan: bewoners van villawijken vragen om een andere benadering dan bewoners uit volkswijken.
De invloed van gemengde groepen op het draagvlak is -in de ervaring van de panelleden- nauwelijks merkbaar. Het tijdelijk karakter van een locatie heeft als positief effect dat omwonenden weten dat de tijdelijke bewoners op een dag ook weer vertrekken. Maar het wekt wel de associatie van armoedige containerwoningen. Kwaliteit is dus belangrijk. Gelukkig zijn er steeds meer tijdelijke flexwoonprojecten die er prachtig uit zien. Schepers: “Aan kwaliteit kun je werken, doe dat dan ook.”
De Praktijkreeks Flexwonen kent nog een volgend webinar en diverse flextours langs flexwoonlocaties voor woningcorporaties, waar je je gratis voor kunt aanmelden.