Verbeterde waardering van corporatiebezit leidt tot stabielere investeringscondities
Corporaties werken voor de waardering van vastgoed met een wettelijk vastgesteld kader van een marktwaarde en een daarvan afgeleide beleidswaarde. Dit waarderingskader is in 2022 geëvalueerd. Op basis van die evaluatie zijn nu door het ministerie van BZK, de Autoriteit Woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Aedes verbeteringen uitgewerkt.
De verbeteringen, die met name worden doorgevoerd voor de beleidswaarde, zijn van belang voor de investeringscondities van corporaties. Door de verbeteringen geeft de beleidswaarde een stabielere waardering van het corporatiebezit, passend bij de sociale taak van corporaties. Dit geeft corporaties meer zekerheid bij de grote investeringen die zij de komende jaren willen en moeten doen.
Doelen van waarderingssystematiek grotendeels bereikt
De evaluatie uit 2022 laat zien dat de doelen die beoogd werden met het waarderingssysteem met de marktwaarde en de beleidswaarde, grotendeels bereikt zijn. Het werken met een marktwaarde en een beleidswaarde heeft ervoor gezorgd dat de transparantie van de corporatiefinanciën is toegenomen en daarmee de onderlinge vergelijkbaarheid van het beleid en de financiële gezondheid van corporaties. Ook is de kwaliteit van de data die corporaties hebben over hun eigen vastgoed verbeterd en hebben de Aw en het WSW instrumenten gekregen om objectiever zicht te krijgen op de financiële gezondheid van corporaties en op de risico’s die gepaard gaan met de borging van leningen. Tegelijkertijd is ook geconstateerd dat de administratieve lasten die gepaard gaan met de waardebegrippen relatief hoog zijn, zeker gezien corporaties de waardebegrippen zelf maar beperkt gebruiken.
Verbetervoorstellen zorgen voor betere aansluiting bij praktijk van corporaties
Op basis van de evaluatie zijn verbeteringen voorgesteld voor zowel de marktwaarde als de beleidswaarde. Voor de marktwaarde wordt een gezamenlijk traject ingezet om te voor het verslagjaar 2025 te komen tot één methodiek voor het bepalen van de marktwaarde, in tegenstelling tot het huidige systeem met twee methodes. Dit moet leiden tot een goede bepaling van de marktwaarde en minder administratieve lasten. Onder leiding van het WSW wordt een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een alternatieve methodiek. Over de verslagjaren 2023 en 2024 zal de huidige methodiek van marktwaardebepaling nog worden gehanteerd.
Voor de berekening van de beleidswaarde worden enkele uitgangspunten aangepast om te zorgen dat dit een meer reëel beeld geeft van de waarde van sociale huurwoningen. De verbeteringen gaan over de disconteringsvoet die moet worden gebruikt, de instandhoudingstermijn en de onderhoudslasten. Als gevolg van deze verbeteringen wordt de beleidswaarde stabieler, wat goed is voor de investeringscondities voor corporaties. Ook wordt de beleidswaarde hoger, met als gevolg dat het nodig is om de financiële normen uit het gezamenlijk beoordelingskader van Aw en WSW opnieuw te kalibreren. Omdat Aw en WSW geen aanleiding zien om hun risico-inschattingen aan te passen, is hierbij niet te verwachten dat de financiële ruimte voor corporaties substantieel anders wordt dan nu. Wel kunnen er individuele en regionale verschillen optreden. De uitkomsten hiervan worden in het eerste kwartaal van 2024 verwacht.
Grens voor OOB-status wordt verhoogd om administratieve lasten te beperken
Naast de verbetervoorstellen in het waarderingskader is de afgelopen tijd ook gekeken naar de status van Organisatie van Openbaar Belang (OOB) die nu wordt toegewezen aan corporaties met meer dan 5.000 verhuureenheden. Geconstateerd is dat er sinds het voornemen om corporaties de OOB-status toe te kennen veel verbeterd is in de volwassenheid van de financiële huishouding van corporaties. Zodoende is geconstateerd dat het wenselijk is de grens voor de OOB-status op zo kort mogelijke termijn te verhogen naar 10.000 verhuureenheden, en te kijken of er op de langere termijn een betere indicator beschikbaar is die in lijn is met de daadwerkelijke risico’s bij corporaties.