WoON21 gepresenteerd: “Fundament leggen we samen”
Op 9 juni was het zover: de publicatie van het driejaarlijkse Woononderzoek (WoON) en de bijbehorende kernpublicatie "Wonen langs de meetlat". Samen met het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) en onderzoeksbureau ABF Research presenteerden het ministerie van BZK de belangrijkste resultaten en ontwikkelingen van het onderzoek. Op uitnodiging van directeur Wonen Hans Ton en plaatsvervangend afdelingshoofd Strategisch en Financieel Beleid Iris Binken kwamen stakeholders bij elkaar om kennis tot zich te nemen en uit te wisselen.
Het WoON is een grootschalig, basisonderzoek om de woonsituatie en woonwensen van huishoudens in Nederland in kaart te brengen. Elke drie jaar voeren het CBS en het ministerie van BZK het onderzoek uit. Het geeft onder meer inzicht in de woonsituatie, tevredenheid, verhuiswensen en woonlasten van huishoudens. De basis van het WoON is een zeer uitgebreid enquêteonderzoek onder Nederlandse inwoners van 18 jaar en ouder.
Hans Ton en Iris Binken benadrukten het belang van het onderzoek voor beleidsontwikkeling. Sylvia Kok-de Vries, Plv.Hoofddirecteur Sociaal-economische en Ruimtelijke Statistieken bij het CBS, schetste het belang van een structurele kennisbasis en vernieuwingen op het gebeid van dataverzameling. Berry Blije manager director bij ABF Research vertelde over de belangrijkste onderzoeksresultaten. Michael Stuart-Fox en Tom Kleinepier van ABF Research presenteerde de uitkomsten van de kernpublicatie.
Hans, wat is het belang van het onderzoek en datagedreven werken?
“Het WoON-onderzoek vormt een belangrijke basis voor het woonbeleid van het ministerie van BZK. Met data van het onderzoek hebben wij onder andere inzicht in de huisvestingssituatie, de woonwensen en woonlasten. Als we deze data niet hebben, kunnen we onze aannames niet toetsen. Dan baseren we het woonbeleid niet op feiten.
We willen weten wat de ontwikkelingen zijn binnen volkshuisvesting in Nederland. Daarbij is het belangrijk dat alle stakeholders, zoals gemeenten, woningcorporaties en particuliere verhuurders, hetzelfde beeld hebben. Het fundament leggen we samen. Momenteel is het ministerie van BZK druk bezig met onder andere de Nationale Woon- en Bouwagenda (NWBA). Dat betekent dat we veel behoefte hebben aan kennis. De uitkomsten van het onderzoek zijn daarom van belang."
Iris, de resultaten van het WoON-onderzoek gebruikt het ministerie van BZK voor verschillende fasen van beleidsontwikkeling. Hoe wordt het toegepast?
“In eerste instantie gebruiken we het om de problemen van volkshuisvesting goed inzichtelijk te maken: hoe ziet de betaalbaarheid voor Nederlanders eruit? Wat zijn de gemiddelde woonwensen van hen? In welke levensfase willen mensen wat voor soort woning, bijvoorbeeld wat voor type woning willen ouderen of studenten? Als we het probleem in kaart hebt gebracht, gaan we verder met beleidsontwikkeling. We gebruiken WoON om verschillende varianten door te rekenen: wat doen de varianten voor de betaalbaarheid voor de huurders? Wat doet WoON voor de investeringscapaciteit voor woningcorporaties? En wat doet het voor de huurtoeslag? Het helpt ons om het in de beleidsontwikkeling te zien.
De afgelopen maanden heeft minister Hugo de Jonge verschillende beleidsprogramma’s aangekondigd uit de NWBA, zoals het programma Een thuis voor iedereen en het programma Betaalbaar wonen. In ieder programma (totaal 6) hebben we opgenomen wat we willen monitoren. Met WoON21 en de Woonbase van het CBS kunnen we de ontwikkelingen, zoals woonwensen, in de gaten houden. Dus de resultaten van het WoON gebruiken we voor zowel beleidsontwikkeling als monitoring.”
Berry, u presenteerde de belangrijkste onderzoeksresultaten en ontwikkelingen van het WoON-onderzoek. Kunt u daar meer over vertellen?
“Eén van de belangrijkste ontwikkelingen is de grote toename van het aantal private huurwoningen. Dat is iets wat je alleen met het WoON kunt meten, omdat er verder geen registraties voor zijn. Deze toename kwam door het vrije huursegment. De afgelopen drie jaar is dit segment gegroeid met 56% van 415.000 naar 638.000 woningen. Verder lijkt het middeldure en dure huursegment te zijn toegenomen in omvang. Het lijkt vooral een tijdelijke oplossing te zijn voor een specifieke doelgroep: jonge alleenstaanden en stellen met een hoog inkomen. Deze mensen willen doorstromen naar een koopwoning. Het is als het ware een uitwijkend segment voor de koopmarkt."
"De vraag naar koopwoningen is groter dan ooit gemeten. Van de huishoudens die actief op zoek zijn, wil 61% een koopwoning. Oorzaken voor dat hoge grote aantal zijn de lage hypotheekrente en het niet willen missen van de boot, oftewel: de prijsstijgingen van de koopmarkt. De betaalbare koopvoorraad is alleen niet groot genoeg om iedereen van een woning te kunnen voorzien. Dit resulteert in een uitwijkgedrag naar het vrije huursegment.”
Sylvia, voor het WoON-onderzoek werkte het CBS samen met het ministerie van BZK. Waarom is deze samenwerking belangrijk?
“De woningmarkt is een geduldige markt. Daarmee bedoel ik dat veel trends en ontwikkelingen een lange adem hebben, zoals de het bouwen van woningen en verhuisgedrag. Het CBS is de partij die dat het beste in kaart kan brengen. Voor het CBS is het belangrijk dat we de juiste data aanleveren. Daarnaast is het van belang dat steeds dezelfde informatie wordt gebruikt, zodat we een goed datafundament hebben voor het uitvoeren van het onderzoek."
"Voor de toekomst is het belangrijk dat we veel informatie kunnen verzamelen. Bijvoorbeeld over woningen en hun bewoners en de woonlasten. Deze informatie combineren we tot een zogeheten Woonbase . Dit ontwikkelen we in samenwerking met het ministerie van BZK. De snelle ontwikkelingen op de woningmarkt vragen om zo recent mogelijke en integraal beschikbare cijfers. Het voordeel is dat we de Woonbase regionaal kunnen inzetten en het jaarlijks kunnen meten.”
Voor het onderzoek zijn gemeenten ook betrokken geweest. Waarom was dit belangrijk?
Gemeenten vinden het ook belangrijk om te zien wat er in de woningmarkt aan de hand is. Wij bieden de mogelijkheid voor over-sampling. Dat betekent dat we extra informatie ophalen bij de bewoners van de gemeenten. We zijn blij dat gemeenten onderdeel zijn van het onderzoek. Zo kunnen we niet alleen kijken op landelijk niveau, maar ook op regionaal. Hierdoor kunnen we de data ook met elkaar vergelijken.
Wat voor invloed heeft COVID-19 gehad op het onderzoek?
“De invloed van COVID-19 was vrij groot. Het WoON wordt onder andere afgenomen aan de hand van persoonlijke interviews, maar dat kon natuurlijk niet. Dus we moesten het op een andere manier oplossen. We pleegden telefoontjes en namen digitale interviews af. Daarbij keken we wel of het nog representatief was. Gelukkig waren het representatieve uitkomsten. Daar zijn we erg blij mee.”