Juridische splitsing

Bij juridische splitsing scheidt de woningcorporatie al haar niet-DAEB bezit af naar een of meer woningvennootschappen, waarvan de woningcorporatie bij aanvang 100% aandeelhouder is. In deze woningvennootschap(pen) dienen in principe dezelfde activa en passiva te worden ondergebracht als bij de administratieve scheiding.

Toch zijn er enkele verschillen:

  • Voor mee te nemen geliberaliseerde of te liberaliseren DAEB-woningen geldt bij juridische scheiding een maximum van 10% van alle DAEB-woningen. Bij administratieve scheiding is er geen beperking.
  • Er is bij juridische scheiding geen mogelijkheid tot na-financiering (van investeringen), zoals dit met interne leningen onder bepaalde voorwaarden wel mogelijk is bij administratieve scheiding. Een uitzondering betreft de herfinanciering van leningen die op het moment van juridische scheiding al bestonden.
  • Niet-DAEB-activiteiten kunnen bij juridische splitsing vrijer worden uitgevoerd, want de eisen bij administratieve scheiding dat ze worden verricht in gebieden waar woningen van de corporatie zijn gelegen en dat nieuwbouw niet-DAEB moet bijdragen aan de DAEB-werkzaamheden, gelden niet bij juridische scheiding. Evenmin is er bij juridische scheiding sprake van een markttoets/markverkenning bij niet-DAEB-investeringen. 

Verstrekking (hypothecaire) startlening

Bij de totstandkoming van de juridische splitsing kan een (hypothecaire) startlening worden ‘verstrekt’ bij de scheiding, vergelijkbaar met de interne startlening bij de administratieve scheiding. Op deze startlening moet elke 5 jaar voor 1/3 deel worden afgelost. Er is een ontheffingsmogelijkheid bij aflossingsproblemen.

De inbreng door middel van aandelen is maximaal 60%. Dus minimaal 40% is financiering met de startlening. Op verzoek kan het percentage van 60 hoger worden vastgesteld al dat nodig is voor de financiële continuïteit.
 

Relevante regelgeving

De volgende regelgeving is relevant voor dit onderwerp: