Standplaatsen woonwagens: gemeenten ontwikkelen beleid, aantallen blijven nog gelijk
Het aantal standplaatsen voor woonwagens is met ruim 8.800 de afgelopen twee jaar vrijwel gelijk gebleven. Wel zijn meer gemeenten bezig met de in 2018 afgesproken inzet om met het lokale woonbeleid te zorgen voor voldoende standplaatsen. De komende twee jaar verwachten zij met ongeveer 150 extra standplaatsen te komen. Voor de aanpak van knelpunten in gemeenten komt het Rijk met een nieuw ondersteuningsprogramma. Dat schrijft minister Ollongren (BZK) bij de ‘Herhaalmeting Standplaatsen 2020’ dat zij op 11 mei 2021 naar de Tweede Kamer stuurde.
De nieuwe meting volgt de resultaten van het ‘Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’. Het Rijk ontwikkelde het beleidskader in overleg met de VNG, Aedes en vertegenwoordigers van de woonwagengemeenschap in 2018 na oordelen van onder andere het College voor de Rechten van de Mensen en de Nationale Ombudsman. Die stelden dat het niet laten meewegen van de behoefte aan standplaatsen of het verminderen van de aantallen in strijd is met het recht op gelijke behandeling en geen recht doet aan de culturele identiteit van woonwagenbewoners. Met het beleidskader kunnen gemeenten toetsen of het beleid voldoet aan de mensenrechten van woonwagenbewoners en of het hen voldoende rechtszekerheid biedt.
Vorderingen bij gemeenten
Ruim 70 gemeenten melden vorderingen bij het maken van nieuw beleid voor standplaatsen. Uit de reacties blijkt dat er in de komende twee jaar zo’n 150 standplaatsen extra staan gepland. De resultaten van de meting zijn voorgelegd aan bewoners. Zij waarderen de concrete stappen van een aantal gemeenten, maar betreuren het dat er nog geen toename is van het aantal plekken. Minister Ollongren schrijft de Tweede Kamer dat zij deze teleurstelling begrijpt. Zij meldt dat gemeenten en woningcorporaties het ontwikkelen van het standplaatsenbeleid ingewikkeld vinden. Het grondgebruik van een standplaats is relatief groot en de realisatie van een standplaats met woonwagen is in veel gevallen duurder dan de bouw van een woning in de sociale huur. Sommige gemeenten melden dat het contact met bewoners stroef verloopt.
Extra maatregelen
Minister Ollongren stelt in overleg met de VNG een ondersteuningsprogramma op. Verder publiceert de VNG met steun van het ministerie een wegwijzer met daarin de stappen die een gemeente kan zetten om aan het beleidskader te voldoen. Naar de kosten van standplaatsen en woonwagens komt een onderzoek zodat lokale partijen in hun overleg meer objectieve gegevens bij de hand hebben. De minister wijst erop dat gemeenten voor standplaatsen en woonwagens een beroep kunnen doen op het budget van 50 miljoen euro dat zij voor de huisvesting van specifieke doelgroepen vrij heeft gemaakt.
Met de maatregelen voert de minister de motie Öztürk uit die opriep tot overleg met gemeenten voor voldoende extra standplaatsen.