Sneller een nieuwbouwwoning door kortere processen en procedures
Nederland heeft bijna een miljoen woningen nodig tussen 2022 en 2031. Dit gaat niet vanzelf. Daarom versterkt de overheid de regie op de volkshuisvesting. Ook is gestart met het versnellen van processen en procedures in de woningbouw. Vooral in de planfase is tijdwinst te behalen om sneller woningen te kunnen bouwen. Om te zorgen dat sneller wordt vergund wat gebouwd kan worden en sneller wordt gebouwd wat vergund is. Met het plan ‘Versnellen processen en procedures woningbouw’ zijn vijf actielijnen opgestart. In een brief aan de Tweede Kamer geeft minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een update over de voortgang.
Parallel plannen
Het parallel plannen van de activiteiten in de planfase van de woningbouw leidt tot een efficiëntere werkwijze en een snellere totale doorlooptijd een winst van mogelijk meerdere jaren. Dit zijn de eerste conclusies uit een aantal pilots die gemeenten, de betrokken ontwikkelaars, corporaties en het Rijk samen zijn gestart. In één van de pilots is door tegelijktijdig te werken aan een stedenbouwkundig ontwerp, een grondexploitatie, milieuonderzoeken, contractering en een aanvraag voor de Woningbouwimpuls een aantoonbare versnelling bereikt. Deze werkwijze moet de ‘nieuwe norm’ worden en in de toekomst breder worden ingezet. Dit vraagt om betere planningen, een andere manier van werken en het vereist een verandering in houding en gedrag.
Sneller duidelijkheid over start bouw
Bezwaarprocedures zorgen vaak voor vertraging. Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting voorziet in het verkorten van beroepsprocedures. Zo doet de bestuursrechter binnen zes maanden uitspraak, wordt het beroep versneld behandeld en moeten de redenen van het beroep binnen de beroepstermijn zijn ingediend. Bij vergunningverlening komt er daarnaast één gang naar de rechter in plaats van twee. Zo is veel sneller duidelijk of een plan kan doorgaan. Ook moet de stem van de woningzoekende bij de belangenafweging en de uiteindelijke besluitvorming meer gehoor krijgen. Begin april starten we samen met enkele initiatiefnemers landelijke initiatieven om tot een werkbare aanpak te komen. Daarnaast moeten we leren van goede lokale voorbeelden voor het ontwikkelen van beleid.
Meer uitvoeringscapaciteit en versnellingstafels
Door de grote, steeds complexere woningbouwopgave in combinatie met een krappe arbeidsmarkt, is het vinden van de juiste mensen vaak een knelpunt. Samen met IPO en VNG zijn daarom korte termijn-acties benoemd om de uitvoeringscapaciteit te versterken door extra personeel in te huren of aan te nemen. Daarvoor is dit jaar 40 miljoen euro beschikbaar gesteld. In de regio’s zijn versnellingstafels ingericht om tijdig te anticiperen op dreigende vertragingen en om benodigde doorbraken realiseren.
Standaardisatie voor opschalen (industriële) woningbouw
Naast de noodzakelijke acties voor een efficiëntere werkwijze, wil de minister ook innovatieve bouwwijzen beter benutten. De combinatie van conceptueel bouwen is daar onderdeel van. Het levert voordelen zoals een verhoging van de arbeidsproductiviteit, kansen voor verkorting van de bouw- en proceduretijd, hogere bouwkwaliteit en op termijn ook lagere bouwkosten. Ook leidt het tot een schonere en meer circulaire bouw en tot betere milieu- en energieprestaties.
Standaardisatie is wel gewenst voor het opschalen van deze industriële woningbouw. Dit gebeurt langs vier sporen. Ten eerste de ambitieuze en stapsgewijze verhoging van de landelijke wettelijke eisen, zoals de Milieuprestatie eis gebouwen. Het tweede spoor is het niet in werking laten treden van de mogelijkheid om lokaal af te wijken van de landelijke wettelijke eisen over de energieprestatie en milieuprestatie van gebouwen. Het derde spoor is het maken van afspraken over een beperkt aantal duurzaamheidsindicatoren met een duidelijk tijdspad, in lijn met en in voorbereiding op nationale beleidsdoelen en Europese ontwikkelingen. De inzet op het stimuleren van biobased bouwen en het maken van afspraken over duurzaam materiaalgebruik in het bouwmaterialenakkoord vormen het vierde spoor.