”De woonopgave is immens, wacht niet op de wet!”
Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting biedt overheden instrumenten om te kunnen sturen op hoeveel, waar en voor wie zij gaan bouwen. Het wetsvoorstel dat al sinds vorig jaar maart bij de Tweede Kamer ligt, zorgt voor de wettelijke verankering van alles wat op het gebied van volkshuisvesting de laatste jaren in gang is gezet. Maar als we een wooncrisis ervaren, en we in de praktijk vaak al in de geest van de wet werken, waarom zouden we dan afwachten? Diverse groepen wachten immers met smart op een woning om hun leven voort te kunnen zetten, een nieuw hoofdstuk in te kunnen slaan. We vragen het aan Anja Prins, wethouder in Apeldoorn en lid van de VNG-commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs specifiek belast met de huisvesting van aandachtsgroepen en ouderen.
Anja Prins: “We hebben geen moment te verliezen. De woonopgave is immens, er is een enorme druk op de woningmarkt. En gezien de ontwikkelingen zoals rondom het stroomnet en de stikstofproblematiek wordt het steeds ingewikkelder om die opgave met elkaar te realiseren. Dat kan een gemeente niet alleen, daar heb je iedereen bij nodig. De wet is daar belangrijk bij, maar ik denk dat we als regio ook zonder de wet al best veel kunnen doen. Het is goed om te zien dat veel regio’s al druk bezig zijn met de opgave om aandachtsgroepen en ouderen te huisvesten. We denken wel dat de wet helpt om de opgave die je hebt, ook daadwerkelijk als gezamenlijke opgave te zien en in te vullen met gemeenten, zorg- en welzijnspartijen en woningcorporaties.
Het is goed dat in principe elke gemeente moet toewerken naar 30% sociaal in de woningvoorraad. Solidariteit tussen gemeenten is heel belangrijk, en tegelijkertijd moet je kunnen afwijken als dat nodig is. Een voorbeeld daarvan is de regio Groningen, waar je wat meer goedkope koopwoningen hebt. De vraag is of je daar wel zoveel sociale huur nodig hebt als je de doelgroep ook op een andere wijze kunt bedienen.
Als er goede redenen zijn dat een gemeente van de norm zou afwijken, dan landt daarmee een groter deel van de opgave bij andere gemeenten in de regio. Terwijl er in totaliteit wel voldoende sociale woningbouw moet worden gerealiseerd. Het is daarom noodzakelijk dat het de provincie is die zo’n afweging maakt om eventueel van de norm af te wijken, en dat deze afweging dan wordt gemaakt op basis van een goede onderbouwing. Daar heeft de VNG ook telkens voor gepleit. Bovendien, als je regionale afspraken maakt, en dat verloopt niet zo soepel, dan kan de provincie helpen en ondersteunen om de afspraken goed te borgen.”
Apeldoorn maakt deel uit van de regio ‘Stedendriehoek’. Die regio ligt in twee provincies, Overijssel en Gelderland. Als regio wachten zij niet op de wet. Prins: “We hebben een goede regionale samenwerking, en wethouders zijn zowel vanuit de ruimtelijke ordening-kant als vanuit de zorgkant betrokken. Want het is belangrijk dat je vanuit het perspectief van de woningbouw kijkt voor wie je nu eigenlijk een woning bouwt. Mensen moeten veilig kunnen wonen, gelukkig kunnen leven, en hun kinderen een veilige omgeving kunnen bieden. Een van de basisvereisten daarvoor is een dak boven je hoofd. Iedereen ziet daarom de noodzaak om woningen toe te voegen en om afspraken te maken over de huisvesting van allerlei doelgroepen. We zijn hier dan ook volop mee bezig.”
Is hier een wet voor nodig, of kunnen we ook zonder?
Prins: “Het helpt in ieder geval al om modellen en handvatten te hebben, bijvoorbeeld als je weinig capaciteit hebt om zelf afspraken op te stellen of een werkwijze te ontwikkelen. Vanuit de VNG kunnen we hier goed bij helpen. Zo zijn we momenteel een model huisvestingsverordening aan het opstellen. Dus wat dat betreft heb je geen landelijke regelgeving nodig, je kunt nu al aan de slag. Maar landelijke regelgeving zoals ten aanzien van urgentie is vaak wel noodzakelijk om binnen de regio goede afspraken te kunnen maken.”
Waarom is er eigenlijk aparte aandacht voor de huisvesting van aandachtsgroepen? Iedereen wil toch een woning, de woningcrisis raakt toch iedereen?
Prins: “Ja, het is natuurlijk het verdelen van schaarste. Laat ik een voorbeeld geven. Ik ben in Apeldoorn verantwoordelijk voor vrouwenopvang. Een groot probleem is dat er geen doorstroom is, waardoor vrouwen in de opvang blijven zitten en niet aan hun toekomst kunnen werken. Als je doorstroom wilt voor deze groep, moet je wel urgentie geven. Bij echtscheidingen, waarbij je het belang van de kinderen in het oog moet houden, moet er ook een dak boven het hoofd zijn. En voor ouderen, die langer thuis blijven wonen, hebben we voorzieningen nodig op ‘pantoffelafstand’. Om te kunnen voorzien in die woningen en in die zorg, moet je dus prioriteren.”
Leidt dat tot veel lokale discussie?
Prins: “In onze gemeenteraad wordt het gelukkig breed onderschreven dat we moeten prioriteren. Een belangrijke stap daarbij, is dat we in beeld hebben gebracht om welke aantallen het gaat. We hebben op basis daarvan lange lijnen geschetst: hoe ziet ons toekomstperspectief eruit? Als ik dan het voorbeeld neem van ouderen, dan begrijpt iedereen wel dat we iets moeten doen gelet op het tekort aan zorgpersoneel en de toekomstige vraag die op ons afkomt door de dubbele vergrijzing. Maar natuurlijk spelen er nog meer afwegingen, bijvoorbeeld tussen vormen van ruimtegebruik: kies je voor groen of voor woningen?”
Hoe zit het dan met de discussie in de regio over de verdeling van de opgave?
Prins: “Die discussie speelt in de regio ‘Stedendriehoek’ minder. Ik denk dat dat komt door een samenwerking die we al hebben bij zowel Wonen als Zorg. En daar komt de opgave die we hebben vanuit Beschermd Wonen/Beschermd Thuis nog bij; ook dat doen we in regionaal verband. Daardoor zien bestuurders de huisvesting van aandachtsgroepen en ouderen ook als een gezamenlijke opgave. We voeren de discussie over de verdeling natuurlijk wel, maar altijd vanuit het besef dat er een gezamenlijke gekwantificeerde opgave ligt. Daarbij houden we natuurlijk ook rekening met andere woningzoekenden, niet alleen met aandachtsgroepen.”
Worden met het programma Een thuis voor iedereen en met de Wet versterking regie op de volkshuisvesting eigenlijk alleen maar onhaalbare wensen op papier gezet?
Prins: “Volgens mij is het een zorg voor iedereen of de plannen wel uitvoerbaar zijn op de korte termijn. Om een voorbeeld te noemen: wij zitten in Apeldoorn tegen Natura 2000 gebieden aan, en ik verwacht dat het nog een moeizaam traject zal worden rondom stikstof.
Ik denk daarom dat we als regio creatief moeten zijn. Als het niet linksom kan, dan maar rechtsom. We staan voor een enorme opgave, tempo maken is essentieel. Daarom kijken we naar mogelijkheden voor doorstroom, mantelzorgwoningen, en andere manieren die je kunt gebruiken om als regio de woonopgave in te vullen.
Zo hebben wij een marktpartij gevonden die heeft gebouwd in de sociale sector. De afspraak is dat deze partij de woningen 15 jaar in het sociale segment houdt. En ook al zouden daarna de woningen in een hoger segment vallen, dan hebben we wel voor de komende 15 jaar woningen aan het sociale segment toegevoegd. We hebben de verhuurder overigens nog wel moeten houden aan de afspraak om binnen het sociale segment te verhuren, want dat ging niet meteen goed.
Bij het zoeken naar mogelijkheden om tekorten in de zorg op te vangen, mogen wij heel blij zijn met onze sociale cohesie. Mensen kennen elkaar en er is een fijnmazig netwerk van vrijwilligers, welzijn en zorg dat goed draait. We hebben goed werkende woonzorgcirkels waarbij de woningen rondom de voorzieningen zijn gebouwd. Bovendien blijkt uit onderzoek van Arcadis dat Apeldoorn de gezondste stad van Nederland is.
We hebben veel aandacht voor spelen, bewegen en ontmoeten. Met corporaties hebben we afspraken gemaakt over de spreiding van de woningtoewijzing aan aandachtsgroepen en de veerkracht van aandachtsgebieden. En als gemeente investeren we verschillend: we investeren meer in de aandachtsgebieden. Al deze zaken bieden mogelijkheden voor goede huisvesting en een versterking van de leefbaarheid. Het is daarbij wel van belang dat het lokale bestuur de ruimte heeft om deze mogelijkheden te benutten.”
Tot slot, welke tips zou u aan andere gemeenten willen meegeven?
Prins: “Laten we de dingen doen die we kunnen doen, op basis van de urgentie die er is. Wacht niet op de wet! En maak gebruik van de kennis en knowhow die er al is. Bijvoorbeeld met behulp van de modellen en handvatten die door de VNG en andere landelijke partijen zijn ontwikkeld. Gemeenten hoeven niet overal opnieuw het wiel uit te vinden, daar hebben we ook geen tijd en capaciteit voor.”