Kabinet, Aedes en VNG: 30.000 nieuwe sociale huurwoningen per jaar

Het kabinet, woningcorporaties en gemeenten hebben extra maatregelen afgesproken om te zorgen dat vanaf 2029 structureel 30.000 nieuwe sociale huurwoningen per jaar worden gebouwd. De partijen hebben ook afgesproken alles in het werk te stellen dit doel al in 2027 te realiseren. Daarmee verhogen zij hun bestaande ambities en zetten ze gericht in op versnelling van de nieuwbouw. Ook wordt de huurstijging gematigd, gaan corporaties meer investeren in verbetering en verduurzaming van woningen en werken partijen gezamenlijk aan het verbeteren van de leefbaarheid van wijken. Het kabinet ondertekende deze Nationale prestatieafspraken vandaag op de Woontop met Aedes, branchevereniging van woningcorporaties, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De afspraken gelden van 2025 tot 2035.

Het bouwtempo van corporaties moet komende jaren flink omhoog om het tekort aan sociale huurwoningen in te lopen. Gemeenten hebben daarin een cruciale rol om dat mogelijk te maken. Belangrijk is daarbij het uitgangspunt dat in alle regio’s in Nederland 30 procent sociale huur wordt gebouwd.  Dat is nodig om het aantal van 30.000 sociale huurwoningen per jaar te halen vanaf 2029, en bij voorkeur al vanaf 2027. Door lopende projecten te versnellen, de bestaande voorraad beter te benutten en tijdelijke woningen te plaatsen, kunnen er op korte termijn al meer sociale huurwoningen worden gebouwd.

Vergroot afbeelding Mona Keijzer (Ministerie van VRO), Martin van Rijn (Aedes) en Martijn Balster (VNG) ondertekenen de Nationale Prestatieafspraken op de Woontop 2024
Beeld: ©Robin Utrecht
Mona Keijzer (Ministerie van VRO), Martin van Rijn (Aedes) en Martijn Balster (VNG) ondertekenen de Nationale Prestatieafspraken op de Woontop 2024

Gematigde huurstijging

De afgelopen jaren hebben corporaties en het kabinet veel geïnvesteerd in het betaalbaar maken en houden van de huur. Via huurverlagingen, gematigde huurstijgingen en meer huurtoeslag is voor veel huishoudens de betaalbaarheid van hun sociale huurwoning verbeterd. Op basis van de eerder gemaakte afspraken zou volgend jaar de gemiddelde huurverhoging bij corporaties ruim 6% mogen zijn. Het kabinet, corporaties en gemeenten kiezen ervoor die afspraak open te breken en de gemiddelde huurstijging te beperken tot 4,5% voor 2025. Vanaf 2026 wordt de maximale jaarlijkse huurstijging gekoppeld aan een driejaarsgemiddelde van de inflatie. Dit zal ook wettelijk worden vastgelegd. Hierdoor zal de huurstijging minder sterk variëren per jaar. Huurders weten hierdoor beter waar ze aan toe zijn, terwijl corporaties kunnen rekenen op meer stabiele inkomsten. Hierdoor verbetert de betaalbaarheid voor huurders én kunnen corporaties voldoende investeren in nieuwbouw en verbetering van woningen.

Leefbaarheid en verduurzaming

Corporaties hebben de afgelopen jaren de verduurzaming van hun woningen versneld. Corporaties liggen op koers om te zorgen dat er vanaf 2029 geen sociale huurwoningen meer zijn met een laag energielabel E, F of G. Met de nieuwe afspraken wordt ervoor gezorgd dat huurders nog meer profiteren van de verduurzamingsinvesteringen. Tot 2035 gaan corporaties ongeveer 1 miljoen woningen verbeteren, waardoor huishoudens van wie de woning wordt aangepakt gemiddeld 350 tot 550 euro per jaar aan energiekosten gaan besparen. In 2034 heeft naar verwachting tussen de 70% en 75% van de corporatiewoningen minimaal een A-label en is 80% van sociale huurwoningen klaar om te worden aangesloten op een duurzame warmtebron. Corporaties pakken daarnaast woningen aan waar vocht- en schimmelproblemen zijn en investeren, samen met gemeenten, in de leefbaarheid van de wijk.

Duurzaam prestatiemodel zorgt voor continuïteit

Voor de nieuwe Nationale prestatieafspraken is een financieel kader ontwikkeld: het Duurzaam Prestatiemodel (DPM). Dit model bewaakt dat er landelijk voldoende middelen zijn om de afgesproken opgave te kunnen financieren. Ook moeten corporaties genoeg middelen overhouden om hun woningen goed te onderhouden. Dit geeft woningcorporaties meer zekerheid over hun financiële positie op de lange termijn. Als er een tekort ontstaat, volgt overleg over oplossingen. In 2025 worden maatregelen uitgewerkt die genomen kunnen worden als blijkt dat het duurzaam prestatiemodel niet meer sluit.