FAQ Verklaringen aanvraagformulier
Een flexwoning is in dit verband een woning die (al of niet door te demonteren) eenvoudig verplaatsbaar is. Het is voor de FHG niet van belang of sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd voor de betreffende flexwoningen.
Met nieuw geproduceerde flexwoningen worden flexwoningen bedoeld die niet elders zijn geëxploiteerd. De datum augustus 2022 is gehanteerd omdat in die maand besluitvorming in de ministerraad plaats vond met betrekking tot het snel beschikbaar stellen van flexwoningen in verband met de oorlog in Oekraïne.
Met zelfstandige woningen worden woningen bedoeld met een eigen toegang, eigen keuken en eigen toilet. Zie de website van de Rijksoverheid voor meer informatie.
- Voor alle investeerders geldt dat uitsluitend woningen die gedurende de hele garantieperiode worden verhuurd als sociale huurwoning tegen een maximale huurprijs van € 808,06 per maand (prijspeil 2023) of zoals deze prijs daarna wordt bepaald op basis van artikel 13, eerste lid, onder a, Wet op de huurtoeslag, komen in aanmerking voor de garantie.
- Voor woningcorporaties geldt, dat daarbij tevens uitsluitend woningen die bij start verhuur worden verhuurd aan huishoudens conform de voorwaarden van passend toewijzen op grond van artikel 47-49 Woningwet, in aanmerking komen voor de garantie.
- Voor niet-woningcorporaties geldt dat sprake is van een (separate) sociale DAEB met een plafond van € 15 mln. Per onderneming per jaar conform het DAEB-Vrijstellingsbesluit.
Het verhuren van de woningen ten behoeve van opvang van Oekraïense ontheemden wordt in dit verband ook gezien als verhuur in het sociale segment.
Het is voor de FHG niet relevant of sprake is van een huurovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd, en evenmin of sprake is van clausules (wat bij flexwoningen in de praktijk doorgaans wel het geval zal zijn) hoe om te gaan met de huurovereenkomst wanneer de woningen verplaatst worden.
Het staat investeerders vrij hun eigen kwaliteitssysteem te hanteren voor het onderhoud van de flexwoningen. Wij verwachten echter dat de flexwoningen op een voldoende niveau worden onderhouden, en als dat bij aanspraak niet het geval lijkt te zijn, dan is NEN 2676, conditiescore 3, de norm waaraan getoetst wordt.
Lees hier alles over de Woonstandaard 3.0. De standaardeisen die relevant zijn voor de FGH zijn benoemd op pagina's 28 en 29.
Alle eisen zoals opgenomen in Bouwbesluit Tijdelijk Bouw (bij kwaliteitsniveau Tijdelijke Kwaliteit), dan wel Nieuwbouw (bij kwaliteitsniveau Permanente Kwaliteit), zijn van toepassing. Dus ook eisen met betrekking tot energieprestaties, bergingen, etc.
Wij vragen u vriendelijk om per mail bij uw contactpersoon bij de garantieuitvoerder een MPG-berekening aan te leveren ter onderbouwing van uw verklaring. Deze MPG-berekening dient te zijn opgesteld conform de rekenmethode en berekend met een gevalideerd rekeninstrument. Dit is derhalve een MPG-berekening zoals die ook verplicht is bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Het kan lastig zijn om een uitspraak te doen over de technische levensduur op een dergelijke termijn, en we realiseren ons ook dat bouwers/leveranciers van flexwoningen doorgaans geen garanties afgeven voor dergelijke termijnen. Als de flexwoning voldoet aan alle andere technische eisen zoals gesteld voor de FHG, wordt verondersteld dat de technische levensduur minimaal 25 of 50 jaar zal zijn. Als u geen aanwijzingen van het tegendeel heeft, kan u wat ons betreft positief verklaren.
Wij vragen u vriendelijk om per mail bij uw contactpersoon bij de garantieuitvoerder een energieprestatieberekening conform NTA 8800 aan te leveren ter onderbouwing van uw verklaring. Klik hier voor nadere toelichting. Dit is derhalve een berekening zoals die ook verplicht is bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Het kan lastig zijn om een uitspraak te doen over de losmaakbaarheid op dergelijke termijnen, en ook dat bouwers/leveranciers van flexwoningen doorgaans geen garanties afgeven voor dergelijke termijnen. Als uw flexwoningproject voldoet aan alle andere technische eisen zoals gesteld voor de FHG, waaronder met name “losmaakbaarheid minimaal 40%” (zie hieronder), wordt verondersteld dat de flexwoning minimaal 1/2x verplaatsbaar is binnen 25/50 jaar. Als u geen aanwijzingen van het tegendeel heeft, kan u wat ons betreft positief verklaren.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG.
Wij vragen u vriendelijk om per mail bij uw contactpersoon bij de garantieuitvoerder een berekening op basis van Leidraad Circular Buildings: een meetmethodiek voor losmaakbaarheid (versie 2.0), aan te leveren, ter onderbouwing van uw verklaring. Klik hier voor nadere toelichting.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG.
Duurzaam geproduceerd hout is hout dat uit duurzaam beheerde bronnen (bos) komt. Ook is in de hele keten, van bron tot aan eindgebruiker, afgesproken dat dit hout gevolgd wordt. Wanneer een schakel in de keten niet goed gecertificeerd is, vindt er geen onafhankelijke controle plaats. In dat geval verliest het hout of houtproduct zijn certificaat. De aannemer mag in het project dus alleen hout gebruiken met hetzelfde certificaat waarbij de aannemer is aangesloten. Bijvoorbeeld: een aannemer met een FSC-certificaat mag alleen hout met een FSC-certificaat gebruiken.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG.
Wij vragen u vriendelijk om per mail bij uw contactpersoon bij de garantieuitvoerder een MPG-berekening of materialenpaspoort aan te leveren ter onderbouwing van uw verklaring.
Om te kunnen spreken van een circulair gebouw moet het gebouw(deel) een bijdrage leveren aan het creëren van circulaire materiaalketens. Concreet moeten de tijdens het bouwproject toegepaste materialen in gewicht ten
minste bestaan uit:
A. 20% hernieuwbare grondstoffen, en
B. 20% hergebruikte en/of demontabele herbruikbare bouwproducten
Bij de berekening van gewicht wordt uitgegaan van het totale gewicht van de tijdens het bouwproject toegepaste materialen, exclusief het materiaal in de fundatie en installaties. Alleen materiaal dat wordt toegevoegd aan het gebouw(deel) mag in de berekening worden meegenomen. De onderbouwing en berekening kunnen op bijvoorbeeld de MPG-berekening of het materialenpaspoort worden gebaseerd, omdat hieruit vaak blijkt welke materialen (producten) in een gebouw worden toegepast en om welke hoeveelheden het gaat.
Het gewicht percentage bepaalt u door:
- Het totale gewicht van toegepaste bouwmaterialen in het gebouw (exclusief de fundatie en installaties) te bepalen;
- Het gewicht aan hernieuwbare grondstoffen, hergebruikte bouwproducten of demontabele en herbruikbare bouwproducten (exclusief de fundatie en installaties) te bepalen, en;
- Op basis hiervan uit te rekenen wat het aandeel op het totale gewicht aan bouwmaterialen betreft.
Materialen die voor bijvoorbeeld 25% uit hernieuwbare grondstoffen bestaan, mogen hierbij voor 25% van het gewicht als hernieuwbaar worden meegenomen.
Hernieuwbare grondstoffen
Grondstoffen die worden geteeld, natuurlijk aangevuld of natuurlijk gereinigd op een menselijke tijdschaal. Voorbeelden hiervan zijn voornamelijk biotische grondstoffen als hout en gras (biomassa), maar ook abiotische grondstoffen als rivierklei. Om te kunnen spreken van hernieuwbare grondstoffen moeten de hoeveelheid gewonnen en gevormde grondstoffen in balans zijn, de bron moet dus duurzaam worden beheerd en er mag geen sprake zijn van uitputting. Het toepassen van hernieuwbare grondstoffen voorkomt de winning en het gebruik van nieuwe, uitputbare grondstoffen en is daarom een goede manier om het gebruik van primaire grondstoffen in de bouw te verminderen. Hernieuwbare materialen leiden in de regel tot minder milieuschade dan gangbare materialen zoals beton en staal.
Hergebruikte bouwproducten
Bouwproducten, zoals bijvoorbeeld kozijnen of isolatieplaten die eerder in een gebouw of bouwwerk zijn gebruikt en opnieuw worden gebruikt voor de bouw van een ander gebouw(deel). Hierbij is sprake van het opnieuw gebruiken van een bouwproduct als product met hetzelfde doel als waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld. Alleen het opnieuw gebruiken zonder ver- of bewerking (waaronder recycling) van het bouwproduct valt onder hergebruik. Door hergebruik wordt de levensduur van bestaande bouwproducten verlengd. Dit heeft als voordeel dat bestaande bouwproducten niet gerecycled, gestort of verbrand hoeven te worden en minder nieuwe bouwproducten hoeven te worden geproduceerd. Dit voorkomt de met afvalverwerking en productie samenhangende milieuschade.
Demontabele herbruikbare bouwproducten
Bouwproducten met een levensduur die langer is dan de levensduur van het betreffende gebouw(deel) waarin deze worden toegepast en geschikt zijn om opnieuw te worden gebruikt in een ander gebouw of bouwwerk. Rekening houden met levensduur is belangrijk, omdat bouwproducten waarvan de levensduur verstreken is wanneer het gebouw wordt afgebroken niet opnieuw kunnen worden gebruikt en dus niet herbruikbaar zijn. Bouwproducten worden als demontabel beschouwd als deze zodanig worden bevestigd dat deze zonder het product te beschadigen uit een gebouw kunnen worden verwijderd. Lasverbindingen of lijmverbindingen zijn bijvoorbeeld niet demontabel. Bout- en moerverbindingen, schroefverbindingen en klemverbindingen zijn voorbeelden van demontabele bevestigingen.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG. Lees hier meer informatie over het Politiekeurmerk Veilig Wonen.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG. Lees hier meer informatie over deze technische eis.
Deze technische eis voor de FHG komt voort uit het programma van eisen van het collectieve inkooptraject van Aedes, dat leidend is voor de FHG.
Het flexwoningproject dient op het moment van oplevering te voldoen aan de (technische) vereisten die worden gesteld. Dit betekent bijvoorbeeld dat een project dat bij oplevering nog niet voldoet aan de BENG-eisen, maar waar (bouwkundig) rekening is gehouden met de mogelijkheid om op een later moment installaties toe te voegen om wel te voldoen aan de BENG-eisen, niet voldoet aan de vereisten.